Sie sind hier
Ignace Joseph Pleyel
Ignaz Josef | Pleyel |
Warning: images may be copyrighted. If no copyright is shown, see their site of origin for details, or contact me.
Kompositionsliste
Opera und lyrische Musik
Geistliche Musik
Kammermusik
Sinfonische Musik
Instrumentalmusik
Vokalmusik
Konzertante Musik
Compositions sorted on opus (if available)
B.101
B.102
B.103
B.104
B.105
B.105b
B.106 . 1
B.106a
B.106b
B.107
B.108
B.111
B.112 . 57
B.113
B.114
B.115
B.116
B.121
B.122
B.123
B.124
B.125
B.126
B.127
B.128
B.129
B.130
B.131
B.132
B.133
B.134
B.135
B.136
B.137
B.138
B.139
B.140
B.141
B.142
B.143
B.144
B.145
B.146
B.147
B.148
B.149
B.150
B.151
B.152
B.153
B.154 . 66
B.155
B.156 . 68
B.157
B.158
B.159
B.160
B.161
B.201
B.202a
B.203-214
B.215
B.216
B.217
B.218
B.219
B.220
B.251
B.261
B.271
B.272
B.273
B.274
B.275
B.276
B.277
B.278
B.279
B.280-282
B.283
B.284
B.285
B.286
B.287
B.301-306 . 1
B.307-312 . 2
B.313-318
B.319-324
B.325-330
B.331-342
B.343-345
B.346-351
B.352
B.353-358
B.359-364
B.365-367
B.368-369
B.370
B.381-386
B.387-392
B.393-394
B.395
B.401-403
B.404-409
B.410-415
B.416
B.428-430
B.431-436 .16
B.437-439
B.440-442
B.443-445
B.446-448
B.449-451
B.452-454
B.455-457
B.458-460
B.461
B.462-464
B.465-467
B.468-470
B.471-473
B.474-476
B.501-506
B.507-512
B.513-518 .23
B.519-524 . 24
B.525
B.526-528
B.529-531
B.531a
B.532-534
B.532-537
B.538-543
B.571-572
B.573
B.574-579
B.575a
B.580-585
B.601-612
B.613
B.614
B.615
B.616-617
B.618-624
B.625-627
B.628-663
B.664-669
B.670
B.701
B.702
B.703
B.704
B.705
B.706
B.707-738
B.739
B.740
B.741
B.742-753
B.754
B.755
B.756
B.801-827
Sheet music for Ignace Joseph Pleyel
Pleyel: String Quintets, Ben. 271-273, Vol. 17 — Ignaz Pleyel Quintett
— 1 listening CD — Classical
By Ignaz Pleyel Quintett. By Ignaz Joseph Pleyel. Classical. 1 listening CD. Ars Produktion #ARS 38827. Published by Ars Produktion (NX.ARS-38827).
Price: $18.00
Ignatz Joseph Pleyel (1757-1831), Rondeau for double bass and cello. Transcribed and edited by Klaus Stoll. — Ignatz Joseph Pleyel (1757-1831)
Cello,Double Bass,String Duet — Score,Set of Parts — Classical Period
Composed by Ignatz Joseph Pleyel (1757-1831). Arranged by Klaus Stoll. Classical Period. Score, Set of Parts. 10 pages. Published by Mesa Music Publishing (S0.707283).
Price: $12.00
Ignatz Joseph Pleyel (1757-1831), Rondeau for double bass and violin. Transcribed and edited by Klaus Stoll. — Ignatz Joseph Pleyel (1757-1831)
Violin,Double Bass,String Duet — Score,Set of Parts — Classical Period
Composed by Ignatz Joseph Pleyel (1757-1831). Arranged by Klaus Stoll. Classical Period. Score, Set of Parts. 10 pages. Published by Mesa Music Publishing (S0.707297).
Price: $12.00
Sonatina Album -- 27 Pieces, Sonatinas and Sonatas, Volume 1 — Joseph Pleyel
Piano — Book — Masterwork
Volume 1. Pieces by Beethoven, Clementi, Diabelli, Kuhlau, Pleyel. Composed by Joseph Pleyel, Muzio Clementi (1752-1832), Ludwig van Beethoven (1770-1827), Anton Diabelli (1781-1858), and Friedrich Kuhlau (1786-1832). Masterworks; Piano Collection. Kalmus Edition. Form: Sonatina. Masterwork. Book. 40 pages. Kalmus Classic Edition #00-K03983. Published by Kalmus Classic Edition (AP.K03983).
Price: $9.00
Minuet in G (Menuet a L'Antique, Op. 14, No. 1) — Ignace Jan Paderewski
piano — Solo Sheet — Classical Period
Composed by Ignace Jan Paderewski (1860-1941). Edited by Edwin Mclean. Classical. The FJH Piano Solo Series. Classical Period. Solo Sheet. The FJH Music Company Inc #PS1018. Published by The FJH Music Company Inc (FJ.PS1018).
Price: $3.00
Menuet in G, Op. 14, No. 1 — Ignace Jan Paderewski
Piano — Sheet — Masterwork; Romantic
Composed by Ignace Jan Paderewski (1860-1941). Edited by Willard A. Palmer. Masterworks; Piano Solo; Solo; Solo Small Ensembles. Alfred Masterwork Edition. Masterwork; Romantic. Sheet. 8 pages. Alfred Music #00-880. Published by Alfred Music (AP.880).
Price: $4.00
Minuet in G — Ignace Jan Paderewski
— Score — Masterwork Arrangement
Composed by Ignace Jan Paderewski (1860-1941). Arranged by Andrew H. Dabczynski. Masterworks; Performance Music Ensemble; Single Titles; String Orchestra. Highland/Etling String Explorer. Form: Minuet; Transcription. Masterwork Arrangement. Score. 8 pages. Highland/Etling #00-33711S. Published by Highland/Etling (AP.33711S).
Price: $6.00
Nocturne, Op. 52, No. 5 — Ignace Leybach
Piano — — Classical, Contemporary
Piano Solo. Composed by Ignace Leybach. Edited by Carl Deis. Piano Solo. Classical, Contemporary. 12 pages. G. Schirmer #ST5015. Published by G. Schirmer (HL.50264380).
Price: $3.00
Menuet in G, Op. 14, No. 1 — Ignace Paderewski
Piano — — Classical, Contemporary
Piano Solo. Composed by Ignace Paderewski. Edited by L Vollmer. Piano Solo. Classical, Contemporary. 8 pages. G. Schirmer #ST14781. Published by G. Schirmer (HL.50268140).
Price: $3.00
Minuet, Op. 14, #1 — Ignace Jan Paderewski
Violin & Piano — —
Composed by Ignace Jan Paderewski (1860-1941). Violin. Wiltshire Music/Cor Publishing Co. #ST173. Published by Wiltshire Music/Cor Publishing Co. (WS.ST173).
Price: $8.00
Ignaz Josef Pleyel; biography by Rik Uytterschaut
[in Dutch]
I. Ignaz Josef Pleyel
(Ruppersthal 18 juni 1757 – Parijs 14 november 1831)
door Leen Uytterschaut
You can reach her at: <luytt@hotmail.com>.
1. Biografie
Martin Pleyel, een schoolmeester in Ruppersthal nabij Wenen trouwde met een vrouw uit de aristocratie, Maria Christina Therese. In haar eerste huwelijk was zij aan een graaf uitgehuwelijkt, maar haar liefde voor Martin moet zo groot geweest zijn dat ze haar graaf, en met hem heel haar sociale positie en erfenis liet vallen. Op 18 juni 1757 gaf zij het leven aan een zoontje, Ignaz Josef, haar vierentwintigste kind. Twee jaar later, op 27 oktober 1759 stierf ze.1
Na enkele jaren hertrouwde Martin. Ignaz Josef zou nog veertien broertjes en zusjes bijkrijgen voordat zijn vader vond dat de volgende generatie voldoende voorzien was van nazaten voor het geslacht Pleyel.
De jongen bleek intelligent te zijn en dus leerde zijn vader hem Latijn en zorgde voor een muziekleraar. Martins keuze viel op de componist Johann Baptist Wanhall2 waarbij de jonge Pleyel pianolessen kreeg in Wenen. Tot zijn 15de levensjaar kreeg hij van geen andere leerkracht les. Door een reis naar Italië van zijn leraar en een herstelperiode daarna (Wanhall moet ziek teruggekeerd zijn uit het Zuiden) werden de lessen van mei 1769 tot het voorjaar van 1771 opgeschort.
Zijn vooruitgang was echter zo opmerkelijk dat de Hongaarse graaf Ladaislav Erdödy, een goede vriend van Esterhazy, Haydn een grote som ter beschikking stelde om Ignaz les te geven3. Vanaf 1772 verbleef de jongeman in Eisenstadt onder de muzikale hoede van Haydn. Het verhaal luidt dat Erdödy Haydn ooit eens heeft beloond met een koets wegens de voortreffelijke vooruitgang van Ignaz. Prins Esterhazy, die Haydn onderhield voorzag de koets van een koetsier.
Er is weinig bekend over de wijze waarop Haydn met zijn leerlingen overweg kon, maar volgens “Notice sur Joseph Haydn” van Framery4, hadden Haydn en Pleyel een heel goede relatie. Na enkele van Pleyels eerste successen op muzikaal vlak schreef Haydn hem: "Tu ajoutes par tes travaux à notre talent musical à tous deux!"5
Anderzijds zou Haydn Pleyel beticht hebben van een diefstal van een nieuwe compositie. Haydn had 6 strijkkwartetten geschreven, allen in kleine tertstoonladder, omdat hij droevig was. Naar gewoonte liet hij de partituur een tijdje rusten voor hij ze verbeterde en wou uitgeven.
Maar wanneer dat verbetermoment aangebroken was, bleek het manuscript onvindbaar te zijn. Ignaz was de enige die toegang had tot de studeerkamer van Haydn, en was dus ook hoofdverdachte. Volgens de meester bestond er geen twijfel over de identiteit van de dief, maar de leerling ontkende alles bij hoog en bij laag. Uiteindelijk overtuigde Ignaz Haydn toch van zijn onschuld door zijn oprechte gedrag. Het vreemde aan de zaak is wel het feit dat de dief de kwartetten nooit bekend heeft gemaakt, ze hadden evengoed niet geschreven kunnen zijn.6
Bij een bezoek aan Eisenstadt in 1776 kon ook Gluck zich overtuigen van de kwaliteiten van het openbloeiende muzikale talent.
Tijdens deze leerperiode werd Pleyels opera “Die Fee Urgele” of “Was den Damen gefällt” voor het eerst uitgevoerd in het Weens Nationaltheater in januari 1766. Op het einde van datzelfde jaar werd hij in het poppentheater van Esterhaza opgevoerd. Haydn’s poppenopera "Das angebrannte Haus" of "Die Feuerbrunst" werd ook in 1776 of 1777 voor het eerst uitgevoerd met een ouverture (of minstens toch de eerste twee bewegingen ervan) waarvan men nu aanneemt dat ze van Pleyel zijn.
In 1777 was de opleiding bij Haydn voltooid. In hetzelfde jaar kreeg Ignaz waarschijnlijk het kapelmeesterschap bij Erdödy aangeboden, maar hierover bestaat geen sluitend bewijs.
Het muzikale belang van Erdödy’s muziekkapel wordt duidelijk bij het lezen van een tekst, gepubliceerd na zijn dood op 13 juli 1786: "een grote verscheidenheid aan instrumenten, honderden symfonieën, concerto’s, kwintetten, opera’s, missen en andere werken worden twee jaar na zijn dood verkocht ten voordele van de armen" (Wiener Zeitung, 9 augustus 1788).
De strijkkwartetten van Pleyel op.1 (Ben. 301-6)7 uit 1782-1783 zijn opgedragen aan graaf Erdödy voor zijn ‘generositeit, vaderlijke kommer en bemoediging’.
Niettegenstaande het feit dat de positie van kapelmeester benijdenswaardig was voor een jong musicus, wou Ignaz toch weg bij zijn mecenas. Hij had een groot verlangen om naar Italië te trekken; Italië was nog steeds een groot cultureel centrum. Volgens sommige bronnen8 weigerde de graaf dit in eerste instantie, maar na wat aandringen van Ignaz zorgde de graaf voor de nodige middelen en vertrok de jongeman naar Napels.
Via Norbert Hadrava, een part-time componist verbonden aan de Oostenrijkse ambassade in Napels werd hem gevraagd enkele stukjes voor lier te schrijven voor Ferdinand IV, de koning van Napels9. Deze had les gekregen van Hadrava op een reproductie van een oude lier. Twee van Pleyel’s lierwerkjes zijn bewaard gebleven in zijn handschrift (Ben. 202 en 202.5). Hadrava zorgde ook voor compositieopdrachten voor Haydn en Sterkel.
In 1781 was Ignaz korte tijd weer in Duitsland, maar het heimwee naar de "klassieke grond" en de "zachte melodieën" van Italië werd zo groot, dat hij voor een tweede keer vertrok. In 1783 bevond hij zich weer in Wenen voor een korte vakantie.
In 1784 kreeg Hadrava het voor elkaar een opdracht voor een opera los te krijgen. Pleyel’s "Ifigenia in Aulide" werd gecreëerd in het San Carlo Theater op de naamdag van de Koning, 30 mei 1785. Die zomer volgden nog 18 uitvoeringen van deze opera.
Intussen werd Ignaz in 1783 directeur van een muziekschool in Straatsburg10. De kardinaal prins de Rohan11 onderhield hem tijdens het uitoefenen van deze functie. De praalzieke geestelijke was volgens Léon Pradel één van de eerste om te emigreren voor de revolutionaire storm. Het was echter niet zozeer de revolutie maar zijn verbanning die hem deed verhuizen.
Ook werd Ignaz aangesteld als vice-kapelmeester van Straatsburg, als assistent van Franz Xaver Richter (Holleschau ? 1 december 1709 - Straatsburg 12 september 1789), vanaf 1783 of 178412. Bij het overlijden van Richter op 12 of 13 september 1789 werd Pleyel als "Bischöflich-hochstiftlicher Strassburgischer Münster-Kapelmeister" aangeteld.
Vanaf 1786 organiseerde en dirigeerde hij ook een aantal publieke concerten in samenwerking met de kapelmeester van de Temple Neuf van Straatsburg, J.P. Schönfeld13.
Tijdens deze hele periode (1785 tot 1795) schreef Pleyel de meeste van zijn werken (hoofdzakelijk religieuze, gezien zijn positie) die met enorm veel enthousiasme onthaald werden in heel Europa. Maar het waren niet enkel de geestelijke werken die positieve reacties uitlokten, ook de strijkkwartetten en de pianosonates bewerkstelligden een volgens Fétis weinig gezien succes. De uitgaven van deze werken werden voortdurend bijgemaakt in alle grote steden: Wenen, Leipzig, Berlijn, Parijs, en Londen. Rond 1795 had de reputatie van Pleyel zulke proporties aangenomen dat zijn muziek overal gespeeld werd en "On ne voulait pas entendre d’autre musique que la sienne"14.
Op 22 januari 1788 trouwde hij met Franziska Gabriel Ignatia Lefebvre, dochter van de wandtapijtenwever Stephan Lorenz Lefebvre en zijn vrouw Maria Gabriel Peyve. Met zijn schoonvader zou Pleyel later nog in contact komen voor zakelijke overeenkomsten. Uit dit huwelijk bleven 4 kinderen leven waarvan Joseph Stephan Camille de oudste was15. Gabriel Lefebvre, zijn moeder en zelf ook muzikante, gaf samen met Ignaz les aan Camille.
De Franse Revolutie maakte een eind aan de religieuze functie van de Kathedraal van Straatsburg en ook de wereldlijke concerten gingen niet langer door. Daarom aanvaardde Pleyel de uitnodiging om in Engeland de zogenaamde "Professional Concerts"16 te gaan dirigeren. Verschillende kunstenaars hadden zich verenigd in dit project. Ignaz bleef daar van december 1791 tot mei 1792, zijn eerste concert dirigeerde hij er op 13 februari 179217.
Op dat ogenblik zat Josef Haydn ook in London. Er is geen bewijs voor dat de organisator van de "Professional Concerts", Wilhelm Cramer18, Ignaz Pleyel gebruikt heeft om volk van de concurrerende concertreeks van Haydn en de impressario en violist Johann Peter Salomon19 te houden. Het is zelfs niet geweten of Pleyel op de hoogte was van Haydns plannen op het ogenblik dat hij de uitnodiging ontving. Niettegenstaande de opgeklopte verhaaltjes over de zogenaamde rivaliteit tussen de 2 componist-dirigenten20 kwamen ze naar elkaars concerten luisteren, speelden elkaars muziek en gingen samen dineren. Kortom, van de zogenaamde rivaliteit hadden zij niet veel last. Het is wel zo dat er meer recenties over concerten van Haydn dan over die van Pleyel verschenen, maar ook zijn concerten werden warm onthaald.
Zijn composities die in Londen onstonden, vooral zijn concertante symfonieën en strijkkwartetten werden hoog aangeprezen door de pers. Na het failliet van de Professional Concerts werd ook de bibliotheek van dit gezelschap vernietigd, waardoor veel van Pleyels werken, waarvan hij had nagelaten een kopie te nemen, verloren raakten.
Volgens sommige bronnen (Die Musik in Geschichte und Gegenwart) zou Ignaz Pleyel de Marseillaise geschreven hebben. Maar dit werk (Allons, enfants de la patrie) werd in april 1792 door Rouget de Lisle gecomponeerd, terwijl Pleyel nog in London zat.
Zijn verblijf in Londen heeft hem zeker geen windeieren gelegd, terug op het vasteland kocht hij het grote kasteel Itenwiller in Saint-Pierre nabij Straatsburg.
Hij kreeg echter problemen door de Franse Revolutie. In de eerste plaats raakte hij zijn positie aan de kathedraal van Straatsburg, waar hij nog steeds kapelmeester was, kwijt. De angst voor de guillotine zorgde ervoor dat hij vluchtte naar zijn familie in Wenen, maar hij werd onderweg betrapt. Na in 1793 zeven maal door de revolutionaire autoriteiten gearresteerd te zijn op verdenking van Oostenrijkse en aristocratische sympathieën en na verschillende doodsbedreigingen schreef hij de patriottische hymne "La Révolution du 10 août ou le Toscin allégorique"21 (Ben 706).
Ignaz vroeg of hij in zijn eigen kasteel mocht werken om meer inspiratie te hebben. Deze gunst werd hem toegestaan. Het componeren van dit werk gebeurde onder toezicht van 2 gendarmes en na zeven dagen en nachten was Pleyel ermee klaar! Dit verhaal komt in verschillende bronnen voor maar kan nergens gestaafd worden niettegenstaande onderzoek in de Straatsburgse archieven. Het resultaat is een eerder banale hymne, refererend naar "ça ira" van Grétry, voor een grote vocale en instrumentale bezetting, tot kerkklokken en kanonnen toe om de aanval op de Tuileries en de triomf van het volk uit te beelden.
De première in de kathedraal vond op 10 augustus 1793 plaats en redde het hoofd van Pleyel, niettegenstaande hij zijn bewustzijn verloor op het ogenblik van het klinken van het eerste akkoord. Of dit door de fantastische klank kwam, of door uitputting na een week niet slapen zullen we waarschijnlijk nooit weten.
In het stuk werden kerkklokken gebruikt die Pleyel zelf had gekozen in kerken uit de omgeving. Het werk werd met zoveel goedkeuren van het volk ontvangen dat zijn loyaliteit aan de revolutie nooit meer in vraag gesteld werd. Vanaf het ogenblik dat hij zich zonder gevaar kon verwijderen trok hij opnieuw naar Engeland.
Het laatste van de hieropvolgende uitvoeringen van ‘La Révolution du 10 août ou le Toscin allégorique’ dateert van 1799 voor de inhuldiging van de concertzaal van de Réunion des Arts van de stad. In 1796 verscheen zijn naam in een lijst met componisten die meegeholpen hadden aan de revolutie.
Vermits de kans op de herneming van de concertreeks quasi nihil was, en de kathedraal geen kapelmeester meer nodig had, verkocht Pleyel zijn kasteel en trok in 1795 naar Parijs waar hij in september 1797 een uitgeverij opende in de Rue des Petits-Champs. Hij gaf muziek uit van Haydn, Beethoven, Boieldieu, Boccherini, Steibelt, Hummel, Rossini, Dussek, Kalkbrenner, Rouget de Lisle, Clementi, Cherubini, Moscheles, en nog een reeks andere persoonlijke vrienden van zowel Ignaz als Camille.
Tijdens deze periode schreef hij nog af en toe zelf, maar enkele jaren later stopte hij daar volledig mee. De uitgeverij kwam al vlug onder algemene leiding van de schoonbroer en medewerker van Ignaz, J. G. Schäffer, en kreeg er een graveursatelier en een afdeling voor de verkoop van muziekinstrumenten bij.
Tijdens het 39-jarig bestaan (1795-1834) van de uitgeverij werden een 4000-tal werken uitgegeven. In 1801 gaf Pleyel de "Collection complette des quatuors d’ Haydn, dédiée au Premier Consul Bonaparte" uit, waarschijnlijk nagezien door de violist Baillot, en met een voorpagina gegraveerd door Aubert. De inleiding bevat een mooi portret van Haydn en een catalogus van "al de kwartetten van Haydn, gehomologeerd door de auteur en gearrangeerd in de volgorde waarop ze verschenen zijn". Deze zin heeft samen met de berichten over de goede vriendschap tussen Haydn en Pleyel bijgedragen tot twijfel over de volgorde van strijkkwartetten en zelfs de authenticiteit ervan. Sommigen zouden ten onrechte aan Haydn worden toegeschreven. De eerste uitgave bevat 80 strijkkwartetten, vervolgens een bijvoegsel met twee kwartetten, en tenslotte nog één. Ze werden meteen uitgegven wanneer Haydn ze gecomponeerd had. De uitgave is ook voorzien van een groot aantal medeondertekenaars, hoogstaande musici (Cherubini, Dussek, Grétry, Méhul, Salomon, Viotti, e.a.) of aristocraten uit Wenen (Erdödy, Esterhazy, Golitsïn, Harrach, Swieten, e.a.).
De belangrijkste inbreng op historisch vlak van deze uitgeverij is het drukken en uitgeven van de eerste reeks ‘miniatuuruitgaven’ (zakpartituur, pocketuitgave) onder de naam "Bibliothèque Musicale". Deze reeks begon in 1802 met het boek met de 4 symfonieën van Haydn. Vervolgens kwamen er 10 volumes met zijn strijkkwartetten, kamermuziekwerken van Beethoven, Hummel en Onslow22. Het laatste boek in deze reeks verscheen in 1830.
Pleyel plaatste overal in Frankrijk vertegenwoordigers voor de verkoop van zijn publicaties. Hij onderhield een actieve briefwisseling met enkele van de meest vooraanstaande Europese uitgeverijen: Artaria uit Wenen, Böhme uit Hamburg, Breitkopf uit Leipzig, Hummel uit Amsterdam en Simrock uit Bonn. Soms werden hun uitgaves wederzijds gegraveerd.
In 1805 reisde Ignace samen met zijn zoon Camille naar Wenen, voornamelijk om een nieuw filiaal van de uitgeverij te vestigen. Dit plan viel echter in het water, niettegenstaande de hulp van enkele vooraanstaande vrienden.
De strijkkwartetten van Ignace werden echter ook hier heel warm onthaald.
Vader en zoon bezochten in Wenen de oude en zieke Haydn, die 4 jaar later zou sterven verschillende keren. Ook op deze reis hoorden ze Beethoven improviseren, iets waarvan ze enorm onder de indruk waren.
Verschillende brieven van en aan de uitgeverij getuigden van de kritieke financiële toestand die soms naar een totaal faillissement overboog. Een zekere economische stabiliteit kwam er pas na de Napoleontische oorlog.
In 181323 nam Ignace de beslissing om zijn zaak (de uitgeverij en de muziekinstrumentenzaak) te verkopen. Aan een kandidaat koper beschreef hij in een brief zijn stock als volgt: "48.000 tinnen of koperen platen, gedrukte muziek (die hij gepubliceerd had of waarvan hij verdeler was), instrumenten (violen, altviolen, contrabassen trompetten, trombones, strijkstokken, snaren,...), nog niet gegraveerde partituren en ongebruikt papier. "Gedurende de afgelopen 2 jaar heb ik zo’n 200 nieuwe werken gepubliceerd waarvan 29 tot 30% nog niet te koop zijn aangeboden.... De meeste van mijn uitgaven zijn door Richault, Lobry, Petit en Marquerie gegraveerd, de beste graveurs uit Parijs."
De financiële problemen, die Pleyels uitgeverij de das om deden waren volgens Léon Pradel de reden voor de oprichting van de pianofabriek in 1807, in de hoop dat die meer succes zou hebben dan de uitgeverij. Intussen had Ignace in London al kennis kunnen maken met de piano-industrie, en ook in de tijd toen hij nog in Straatsburg werkte, legde hij grote interesse aan de dag wat de pianobouw betreft.
In 1807 richtte hij dan ook ‘La Maison Pleyel’ op, een ‘pianofabriek’. Na twee jaar waren zijn eerste piano’s klaar om aan het publiek te tonen. Een bericht uit het ‘Journal de Paris’ van 19 januari 1809 meldde het volgende:
"Ce n’est qu’au plusieurs années de travaux et d’expériences, que M. Pleyel se détermine à rendre cet établissement public, et qu’il se croit autorisé à promettre que ces pianos ne laissent rien à désirer, tant pour la qualité du son, que pour la solidité et le fini de la main d’oeuvre.
Outre les pianos généralement adoptés, on trouve dans ce magasin des pianos carrés à trois cordes, avec une mécanique nouvelle; ils tiennent le milieu pour le moelleux et la force du son entre les pianos à queue, et les pianos carrés ordinaires. Le clavier en est d’une égalité parfaite et de la plus grande facilité, sans toutefois être dans le cas d’énerver ou d’aloudir l’execution."24
De fabriek aan de Boulevard Bonne-Nouvelle bouwde tijdens het eerste jaar 50 instrumenten. Na 10 jaar was het bedrijf uitgegroeid tot een volwaardige rivaal van Erard, die op dat ogenblik de belangrijkste was.25
In hoeverre Ignace Pleyel zelf bij het productieproces van de piano’s betrokken was is niet bekend, evenmin waar hij het personeel en de kennis vandaan haalde om de Engelse piano’s na te bouwen. Het is wel zo dat Johann Heinrich Pape26, die vanaf 1811 bij Pleyel werkte, en die later zijn eigen pianomerk had, bijzonder inventief was, en misschien verantwoordelijk gesteld kan worden voor enkele karakteristieken van de Pleyelpiano’s. Pape was uiteindelijk maar leerjongen bij Pleyel, en niettegenstaande iedereen het aanneemt, is nergens een bewijs te vinden van het feit dat Pape er effectief heeft gewerkt.
Het opstarten van deze pianofabriek was ook helemaal niet gemakkelijk. Maar door een goed beheer bloeide de zaak na enkele jaren.
Op 1 januari 1815 werd Camille officieel partner in de zaak, waardoor de naam van het bedrijf veranderde in "Ignace Pleyel et fils aîné". In 1824 trok Ignaz zich volledig terug uit zaken en verhuisde naar het platteland.
Na de onrustige gebeurtenissen van de revolutie in 1830 werd hij ziek. Op 1 januari 1830 kon hij nog meevieren bij de officiële opening van de eerste Salle Pleyel, en in april bij het huwelijk van Camille.
Op 14 november 1831 overleed hij op 74-jarige leeftijd.
2. Ignace Pleyel als componist
Ignace Pleyel wordt niet als een volwaardig componist beschouwd.
François Joseph Fétis is van mening dat de werkenlijst van Ignace Pleyel minder dan één pagina omvat, "het zou enorm veel opzoekingswerk vereisen om de originele werken van Pleyel te vinden tussen de talrijke bewerkingen die ervan gemaakt zijn".27
Robert Eitner (uitgever, autodidact in de muziek, componist28) vergelijkt het aantal werken van Pleyel met zandkorrels op een strand, maar toch is de werkenlijst door hem opgesteld niet langer dan drie bladzijden.29
Ook Die Musik in Geschichte und Gegenwart beperkt Pleyels werkenlijst tot een minimum. "Meer en uitgebreidere gegevens zijn niet te vinden wegens het grote aantal
bewerkingen."30
Nochtans zijn er veel werken (niet enkel bewerkingen) van Pleyel te vinden: 8 solo concerti, 6 concertante symfonieën, 41 symfonieën, 1 septet, 1 sextet, 17 kwintetten, 70 strijkkwartetten, 15 kwartetten voor fluit en strijkers, 16 trios voor blaasinstrumenten en strijkers, 48 trios met piano (sonates), 48 duetten voor blaasinstrumenten en strijkers, 15 duetten met piano, 70 korte stukjes voor piano of harp, vocale werken waaronder 2 opera’s, revolutionaire hymnen, liederen, begeleidingen op Schotse folksongs, verschillende onuitgegeven missen en een beginmethode voor piano waarin Pleyels naam geassocieerd wordt met die van Jan Ladislav Dussek31. In deze opsomming zijn de vele honderden bewerkingen niet meegerekend.
Pleyel bewerkte zelf veel van zijn muziek, maar het gebeurde ook vaak dat uitgevers, zelfs buiten zijn medeweten om, zelf de bewerkingen schreven, en daarbij hele werken, bewegingen of enkel fragmenten gebruikten. Zo zijn de meeste liederen met pianobegeleiding (die trouwens enorm populair waren rond de eeuwwisseling van de achttiende op de negentiende eeuw in engelstalige landen) bewerkingen van fragmenten uit symfonieën en strijkkwartetten. Deze liederen hebben een heel lyrische charme die niet overeenkomt met de oorspronkelijke muziek. Enkele titels van deze bewerkte liederen zijn: Elvira, Time German Hymn en The Village Holiday.32 De laatste twee bewerkingen komen ook voor onder andere titels in verschillende verzamelingen, zoals onder andere in de Miscellaneous Collections. Verschillende van deze werken werden ook in het Duits en zelfs in het Deens vertaald.
Voor sommige bezettingen heeft Pleyel geen originele muziek geschreven, en toch zijn er veel partituren voor te vinden, allemaal bewerkingen. Voorbeelden hiervan zijn de muziek voor vierhandig piano, de kwartetten voor strijkers en piano en alle muziek met harp of gitaar.
De tijdsgeest is zeker een oorzaak voor de talrijke bewerkingen. Muziek was op dat ogenblik Pleyels kostwinning, en muziek op zich werd op een totaal andere manier dan nu aan de man/vrouw gebracht: er waren geen radio’s, geen hifi-ketens, enkel concerten. Indien men onafhankelijk wou zijn van deze concerten, moest men zelf muziek leren. Maar vermits het moeilijk is om alle instrumenten even vlot te bespelen waren de vele bewerkingen, voor verschillende instrumenten heel nuttig. Pleyel voorzag een concerto dan ook gemakkelijk van verschillende solopartijen: bijvoorbeeld voor fluit, cello en klarinet. Hij bewerkte ook een reeks pianotrio’s voor fluitkwartet of strijktrio’s door de oorspronkelijk achttien bewegingen door elkaar te gooien in een volledig nieuwe getransponeerde zetting. Zijn soepelheid betreffende de bewerkingen getuigt van een groot aanpassingsvermogen aan de smaak en de wensen van de toenmalige muziekliefhebbers, en dit kan dan zijn grote populariteit verklaren.
Dat hij populair was bewijzen de vele artikels in kranten en tijdschriften uit die periode. Zoals te lezen valt in de werkencatalogus van Rita Benton werden zijn muziekstukken tijdens zijn leven in ruim tweeduizend uitgaves in omloop gebracht bij 250 uitgeverijen in een vijftigtal steden in Europa en Noord-Amerika. Enkele van de bekendste uitgeverijen die zijn muziek uitgaven zijn: Artaria, Clementi, Forster Hoffmeister, Hummel Longman, Naderman, Peters, Schott, Seiber en Simrock. Met enkele ervan kwam hij later nog in contact, maar dan als collega, wanneer hij zijn eigen uitgeverij opricht.
"Ignace Pleyel was de meest geliefde componist rond 1800, daar valt niet aan te twijfelen. Wanneer we een verzameling konden aanleggen van concertprogramma’s uit deze periode in Parijs, Londen, Berlijn en Wenen, is het meer dan waarschijnlijk dat de naam Ignace Pleyel overheersend aanwezig zou zijn."33 beweert Charles Van den Borren.
Naast de getuigenis van Pleyels populariteit door de talrijke herdrukken van zijn werken en de ontelbare concertprogramma’s met zijn werken, werd zijn populariteit tijdens zijn leven nog benadrukt door de verwijzingen naar zijn handelen in eigentijdse publikaties.
Zo was er een Italiaans correspondent die in 1786 het volgende schreef naar ‘Magasin der Musik’: "Een tijdje geleden hadden we het geluk te mogen luisteren en kennis te maken met Herr Pleyel, Haydn’s bewonderenswaardige student. Hij is een jonge, spirituele en erg getalenteerde componist, daarnaast is hij ook bescheiden en heel aangenaam in de omgang."
In zijn Historisch-biographisches Lexicon der Tonkünstler schrijft Ernst Ludwig Gerber in 1792 over Pleyel dat hij in Duitsland , Italië en Frankrijk een geliefd en gerespecteerd componist is.34 Gerber vertelt ook dat Pleyel tijdens een Italiaanse reis "Overal op de meest vleiende manier werd ontvangen. De mensen stopten niet hem te prijzen, enerzijds om zijn muziek en concerten die hij zelf speelde , en anderzijds om zijn aangenaam, opgewekt en bescheiden gedrag."35
Fétis, toen nog in zijn tienerjaren, werd kort na zijn aankomst in Parijs door zijn vader meegenomen naar Pleyel.36 Hij schreef:
"Qui exita plus d’engouement que Pleyel? Quel autre a joui d’une domination plus absolue dans le domaine de la musique instrumentale? Pendant plus de vingt ans il n’est pas d’amateur ni de musicien qui ne se soit delecté des inspirations de son génie; point de lieu si écarté où ses compositions n’aient été connues; point de marchand de musique dont il n’ait fait la fortune. Reproduite sous toutes les formes par les spéculations du commerce, sa musique occupait les loisirs de l’élève le plus inexprimenté comme de l’artiste le plus habile."37
Mozart geeft waarschijnlijk het meest overtuigende bewijs voor Pleyels kunnen. In een brief aan zijn vader schreef Mozart op 24 april 1784 over zijn strijkkwartetten: "Wenn Sie sie selbe noch nicht kennen, so suchen Sie sie zu bekommen; es ist der Mühe werth. Sie sind sehr gut geschrieben und sehr angenehm; Sie werden auch gleich seinen Meister herauskennen. Gut und glücklich für die Musik, wenn Pleyel seiner Zeit im Stande ist, uns Haydn zu remplacieren"38.
Amerika, dat volop ijverde voor autonomie, was cultureel zeker nog niet klaar voor de onafhankelijkheid die het politiek wel ‘kreeg’ in 1783.
De reputatie van Pleyel werd dus al vlug in Amerika bekend. Getuige hiervan is het aantal concerten in Amerikaanse steden39 en de vele uitgaven bij plaatselijke uitgevers. Zo werd er ook een "Pleyel Society" opgericht 1822 in Nantucket (Massachusset), een dorpje dat bekend was door de walvissenvaart. Volgens de Nantucket Inquirer van 5 mei 1822 werd deze ‘Society’ opgericht ‘om de smaak van de muziekbeluisteraar te zuiveren’. Het positieve effect van de Society op cultureel vlak valt te vergelijken met de invloed van de beter bekende Händel en Haydn Society in Boston.
Het zijn vooral de strijkkwartetten die, door hun aantal en kwaliteit, Pleyel zoveel roem bezorgden. Van al zijn tijdgenoten is hij ongetwijfeld de enige die op dit vlak in de buurt van Haydn kwam. Hij had een voorliefde voor speelse contrastwerking en concertante versieringen in de sonatevorm. Hij schreef dit echter op een dergelijke manier dat het de stricte structuur van de strijkkwartetten in de weg stond. Hij leerde veel van de voorhanden zijnde voorbeelden. Enkele van de kwartetten die hij in 1785 schreef hebben opvallende overeenkomsten met het opus 20 van Haydn, door de overname van het vierstemmig grondplan, de stijgende thematische lijnen en motivische arbeid en tenslotte het toevoegen van twee fugapassages. Dit was echter de enige maal dat Pleyel zo schaamteloos copieerde.40 Met Mozart had hij gemeen dat hij graag polythematische exposities schreef.
Pleyel is trouwens niet de enige componist die regelmatig eigen werken bewerkte. Gustaf Mahler heeft zijn "Lieder eines fahrenden Gesellen" (1883-1885) en "Des Knaben Wunderhorn" (1888-1889) herwerkt tot zijn symfonieën 1 tot en met 5. En zo heeft ook Francis Poulenc meer dan opmerkelijke overeenkomsten tussen zijn Gloria voor koor, orkest en solist (1959) en de Sonate voor piano en klarinet (1962).
Kwalitatief verschillen de werken nogal. De meeste zijn echter heel vlot geschreven, en compositorisch valt er niets op aan te merken, behalve misschien dat er teveel noten zijn, dat is althans wat Gluck beweerde bij zijn bezoek in Eisenstadt in 1786: ‘Pleyel schrijft goed, hij moet alleen nog leren de overtollige noten te schrappen.'
Hij was als jong componist een belofte, maar vermits hij zich op de pianobouw en andere zaken toelegde, en het componeren liet voor wat het was, heeft hij deze belofte niet kunnen inlossen.
Tegenwoordig wordt er slechts weinig muziek van deze ‘eminente’ componist uitgevoerd. Nochtans zijn er veel werken die een grote didactische waarde hebben.
Voetnoeten
1
Volgens verschillende bronnen zou de moeder van Ignaz bij zijn bevalling overleden zijn, maar in Die Musik in Geschichte und Gegenwart wordt dit ontkend. Vermits dit de enige bron is waar een sterfdatum wordt gegeven neem ik aan dat deze gegevens de enige juiste zijn.
2
Johann Baptist Wanhall (Vanhal) Nové Nechanice, Bohemen 12 mei 1739 - Wenen 20 augustus 1813. Oorspronkelijk Tsjechisch componist, actief in Wenen.
3
Zowel de familie Eszterhazy als de familie Erdödy behoorden tot de hoogste aristocratie van Hongarije. Eszterhazy was de mecenas van Haydn, de componist kreeg een ruime suite in het paleis van de familie in Eisenstadt. Er werd een eigen theater en operahuis gebouwd, naast een groot aantal kleinere suites voor de muzikanten. Graaf Erdödy, zelf ook actief bezig met het steunen van de muziekcultuur had niet evenveel middelen als Eszterhazy. Hij droeg zijn steentje bij door een grote geldsom ter beschikking te stellen voor het muziekonderricht van Pleyel bij Haydn.
4
Framery, Nicolas Etienne, Rouen, 25 maart 1745 - Parijs 26 november 1810. Hij was een Frans schrijver, theoreticus en componist. Voor zijn opera libretti kreeg hij verschillende prijzen.
5
PRADEL, Léon: Organisation Industrielle et sociale de la maison Pleyel, Wolff & Cie, son histoire de 1807 à 1893, Parijs, Librairies-Imprimeries Réunies, 1893, p.129.
6
FETIS, François Joseph: Pleyel, Biographie Universelle de Musiciens et Bibliographie générale de la musique, Pariis, Librairie de Firmin Didot frères, fils et Cie, 1864, vol. 7, pp.75-76.
7
De opusnummers zijn gegeven door Rita Benton.
BENTON, Rita: Ignace Pleyel, a Thematic Catalogue of his compositions, New York, Pendragon Press, 1977.
8
FETIS, François Joseph: Pleyel, Biographie Universelle de Musiciens et Bibliographie générale de la musique, Paris, Librairie de Firmin Didot frères, fils et Cie, 1864, deel 7, p. 76.
9
Ferdinand IV (Napels 12 januari 1751 - Napels 4 januari 1825). Hij volgde zijn vader op toen die tot koning Karel III van Spanje gekroond werd. Ferdinand is vooral bekend door zijn vereniging van Napels en Sicilië. Dit geheel werd dan het "Koninkrijk der beide Siciliën".
10
FETIS, François Joseph: Pleyel, Biographie Universelle de Musiciens et Bibliographie générale de la musique, Pariis, Librairie de Firmin Didot frères, fils et Cie, 1864, deel 7, p. 76.
11
Kardinaal Louis René Edouard de Rohan werd op 15 augustus 1785 gearresteerd na de Affaire du Collier. Hij had een diamanten halssnoer ter waarde van anderhalf milioen pond besteld op naam van Marie Antoinette, de toenmalige koningin van Frankrijk. Toen de hofjuwelier de koningin om zijn geld vroeg, wist zij van niets. Uiteindelijk bleek de kardinaal zelf bedrogen te zijn door gravin De la Motte, een afstammelinge van één van de bastaardkinderen van Koning Hendrik II de Valois. Deze gravin werd tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld, terwijl de kardinaal vrijgesproken werd. Volgens sommige bronnen zou Marie Antoinette zich hebben willen wreken voor de aantasting van haar eerbaarheid door ervoor te zorgen dat Rohan toch verbannen werd.
12
Volgens Rita Benton in The New Grove waarschijnlijk in 1784, volgens Alfred Dolge in Pianos and their Makers, Drs. W.Chr. M. Kloppenburg in Van Monochord tot Vleugel en Josef Klingenbeck in Die Musik in Geschichte und Gegenwart vanaf 1783. Klingenbeck meldt echter dat het "aan te nemen valt" dat het 1783 was. Verschillende notities in Cramers Magazin der Musik over Pleyels Italiëreis zouden dit bevestigen.
13
Johann Phillipp Schönfeld, Straatsburg 1742 - Straatsburg 5 januri 1790, componist en dirigent en theoloog, hij schreef vooral liederen.
14
FETIS, François Joseph: Pleyel, Biographie Universelle de Musiciens et Bibliographie générale de la musique, Pariis, Librairie de Firmin Didot frères, fils et Cie, 1864, deel 7, p. 76.
15
Volgens Die Musik in Geschichte und Gegenwart is Camille de enige die opgegroeid is, de anderen: Gabriel, Eugénie en Virginie zijn op jonge leeftijd gestorven.
16
Een concertreeks in 1783 opgericht. Ze dankt haar naam aan het feit dat de reeks werd opgericht door enkel professionele muzikanten zonder de hulp van welstellende amateurs. De oprichters waren vooral muzikanten vanop het vasteland die zich in Londen hadden gevestigd. Ze voerden vooral nieuwe werken uit die bovendien geschreven werden in de laatste stijl. Ook die werken kwamen hoofdzakelijk van het Europese vasteland. De concerten werden in The Hanover Square Rooms gespeeld. Na een ruzie stapte Salomon uit de groep en richte zijn eigen concertenreeks op in 1784. Het is daar dat Haydn enkele jaren werkte. In 1793 stopten de Professional Concerts.
17
FETIS, François Joseph: Pleyel, Biographie Universelle de Musiciens et Bibliographie générale de la musique, Pariis, Librairie de Firmin Didot frères, fils et Cie, 1864, deel 7, p. 76.
18
Wilhelm Cramer, Mannheim 2 juni 1746 (dag van zijn doopsel) - Londen 5 oktober 1799. Duits violisvituoos, reeds op zesjarige leeftijd had hij een plaats in het Mannheimer Orchester.
19
Johann Peter Salomon, Bonn 20 februari 1745 (datum van zijn doopsel) - Londen 28 november 1815. Hij was violist, impressario en componist.
20
vertaling: "Der mit Spannung erwartete Wettstreit zwischen Meister und Schüler vollzog sich in würdigen Formen." uit Die Musik in Geschichte und Gegenwart.
21
PIERRE, Constant: Les hymnes et Chansons de la Révolution, Paris, 1904, pp. 288-298.
PLACE, Adelaide De: Le Piano-forte à Paris entre 1760 et 1822, Parijs, Aux Amatuers de livres, 1986, p. 320.
22
André George Louis Onslow, Clermont-Ferrand 27 juli 1784 - Clermont-Ferrand 3 oktober 1853. Franse componist van Engelse oorsprong.
23
GARDIEN, J.: Pleyel & Co, Das Grosse Lexicon der Musik, Freiburg, Herder, 1981, deel 6, p. 203: de uitgeverij wordt in 1834 verkocht.
Het is mogelijk dat Pleyel in 1813 de eerste stappen ondernam om zijn uitgeverij te verkopen, maar dat het tot 1834 duurde, na Ignace’s dood dus alvorens een goede koper zich aanbood. De kopers waren onder andere Lemoine, Guillaume, Richault en Schlesinger.
24
PLACE, Adelaide De: Le Piano-forte à Paris entre 1760 et 1822, Pariis, Aux Amateurs de livres, 1987, p.28.
25
LYON, Gustave: Une courte histoire de Pleyel, Parijs, Rouffé, 1927.
26
Johann Heinrich Pape, geboren in Sarstedt bij Hannover op 1 juli 1787. Hij nam de voornamen Jean Henri aan in 1811, wanneer hij in Parijs kwam werken. In 1815 vestigde hij zich, na eerst veel bijgeleerd te hebben in Londen, als zelfstandig pianobouwer in Parijs. Hij heeft maar liefst 137 patenten op zijn naam staan, waarvan het voornaamste misschien wel dat van de vilten hamerkop is.
27
FETIS, François Joseph: Biographie universelle des musiciens et bibliographie générale de la musique , Parijs, Firmin Didot Frères, 1866-1870, deel 7, p. 75-79.
28
KING, Alec Hyatt: Eitner, The New Grove Dictionary of music, Londen, Macmillan Publishers Limited, deel 6, pp. 95-96.
29
EITNER, Robert: Biographisch-bibliographisches Quellen-Lexicon der Musiker und Musikgelehrten der christlicher Zeitrechnung bis zur neunzehnten Jahrhunderts, New York, Musurgia, 1947, deel 7, p. 478.
30
KLINGENBECK, Josef: Pleyel, Ignaz, Die Musik in Geschichte und Gegenwart , Kassel, Bärenreiter, 1962, deel 10, p. 1356.
31
BENTON, Rita: Ignace Pleyel, A Thematic Catalogue of his Compositions, New York, Pendragon Press, 1977, p. vii.
32
BENTON, Rita: Ignace Pleyel: A Thematic Catalogue of his Compositions, New York, Pendragon Press, 1977, p. ix.
33
VAN DEN BORREN, Charles: Souvenirs bruxellois de la famille Pleyel, Revue Pleyel, s.l., 1927, p. 308-309.
34
GERBER, Ernst Ludwig: Historisch-biographisches Lexicon der Tonkünstler, Leipzig, Breitkopf, 1792, deel 1, pp.160-161.
35
GERBER, Ernst Ludwig: Historisch-biographisches Lexicon der Tonkünstler, Leipzig, Breitkopf, 1792, deel 1, pp. 160-161.
36
FETIS, François Joseph: Mes premières années: 1784-1798, s. l., Musique 2 passim, 1929, pp. 1063-64.
37
FETIS, François Joseph: Biographie universelle des musiciens et bibliographie générale de la musique, Parijs, Librairie Didot frères, fils et Cie, 1864, deel 7, p. 78.
vertaling: "Wie wekte meer geestdrift dan Pleyel? Welke andere genoot een nog meer absolute heerschappij op het gebied van de instrumentale muziek? Gedurende meer dan 20 jaar was er geen amateur of musicus die zich niet heeft gelaafd aan de inspiratie van zijn genie; geen plaats — hoe ver ook — waar men zijn werken niet kende; geen muziekhandelaar die niet door hem rijk is geworden. Om commerciële redenen onder talloze vormen herwerkt, vulde zijn muziek de vrije tijd van zowel de meest onervaren leerling als de meest bedreven kunstenaar."
38
KLINGENBECK, Josef: Pleyel, Die musik in Geschichte und Gegenwart, Kassel, Bärenreiter, 1962, deel 10, p. 1355.
vertaling: "Wanneer u ze (de strijkkwartetten) nog niet kent, moet u daar zo vlug mogelijk voor zorgen, ze zijn de moeite waard. Ze zijn heel goed geschreven en heel aangenaam; u zal er ook meteen de meester achter herkennen. Het zou goed zijn voor de muziek mocht Pleyel in staat zijn ten gepaste tijde Haydn te vervangen."
39
SONNECK, Oscar G. T.: Early concert life in America (1731-1800), Leipzig, Breitkopf & Härtel, 1907, pp. 28-323: er komen 159 concerten in voor tussen 1 december 1789 en 27 augustus 1800.
40
KLINGENBECK, Josef: Pleyel, Die Musik in Geschichte und Gegenwart, Kassel, Bärenreiter, 1962, deel 10, p. 1356.
- Zum Verfassen von Kommentaren bitte Anmelden oder Registrieren.